Artsen zonder grenzen zette in 2009 de
burgeroorlog in Jemen in haar
top 10 van humanitaire crises. De aandacht voor dit conflict in onze contreien was lange tijd niet bijster groot. Rond Kerstmis was er het
incident op de Airbus 330 boven Detroit, waar Abdulmutallab, een Nigeriaanse man met half Jemenietische afkomst een springlading probeerde te ontsteken, maar daarin werd verhinderd door onder meer de Nederlander Jasper Schuringa. Abdulmutallab bleek kort voordien in Jemen te zijn geweest, volgens persberichten van de inlichtingendiensten.
Prompt steeg de internationale persaandacht voor Jemen. Het wordt naast Somalië en het onvermijdelijke Afghanistan gezien als de voornaamste uitvalsbasis van Al Qaeda. Over de inmenging van de VS bestaat discussie. Eén denkpiste is dat de aanslag door Abdulmutallab een vergelding is voor Amerikaanse luchtaanvallen op de provincie Sa'dah op 14 december. Een andere luidt dat door de toegenomen onrust Al Qaeda vrijer spel heeft in Jemen en dat de aanslag los staat van de burgeroorlog aldaar. Een derde dat de VS het incident heeft
aangegrepen, of zelfs gecreëerd, om zich een morele vrijgeleide te verschaffen in Jemen, in naam van de "war on terror", met olie als echte reden.
In dit artikel onderzoek ik de mogelijke rol van olie en andere energiebronnen in dit conflict. Voor politiek-historische duiding van het conflict verwijs ik naar een
wikipedia-artikel. Voor een actuele blik op de kwestie verwijs ik naar
de Waq al-Waq blog.
Samengevat is het huidige conflict essentieel een poging van de Sjiïetische Zaydi-clan de macht in de Sa'dah-provincie (zie kaart) te heroveren op de uit Saoedi-Arabië afkomstige, Soennietische Wahabieten. Die laatste verkregen hun invloed nadat zij het Soennietische Zuiden hadden geholpen in de onafhankelijkheidsstrijd tegen het Britse rijk. Het conflict tussen Sjiïeten en Soennieten staat los van de burgeroorlogen die ontstonden na de samenvloeiing van Noord- en Zuid-Jemen, waarbij vooral het Zuiden zich opnieuw wilde afscheiden van het regime in Sana'a. Het conflict verkreeg internationale allure doordat Iran steun ging verlenen aan de religieus verwante Zaydi, terwijl Saoedi-Arabië het aan haar religieus verwante regime steunde. Iran ontkent overigens formeel betrokkenheid.
Wil men de denkpiste onderzoeken van energie als motief voor buitenlandse inmenging in Jemen, dan zijn er twee aspecten: de energievoorraden van het land zelf en haar geografische positie ten opzichte van andere leveranciers.
Over de geologische samenstelling en de beschrijving van een "
total petroleum system" ben ik gestoten op
het USGS bulletin 2202-G over Jemen, dat kadert in een globale analyse van bestaande en potentiële energiebronnen door de
USGS, uitgevoerd in 2000.
In Yemen zijn er drie petroleum- en gasbekkens, Marib Al-Jaw, Shabwah en Masila-Jeza, respectievelijk gecatalogeerd als "geologische provincies" 2004, 2006 en 2009.
Die getallen hebben overigens niets te maken met jaartallen. In de eerste twee, met het Alif-veld in 2004 als grootste veld, wordt sinds 1984 olie
geëxploiteerd door een joint venture van Exxon Yemen met de originele exploitant YHOC, die zelf een partnership was van de pionier Hunt en een Koreaanse maatschappij. Bekken 2009 is in handen van een consortium dat onder leiding staat van Canadian Oxy. In Aden en Mukalla bevinden zich de belangrijkste raffinaderijen. Zij zijn in staatshanden. In 2007 bedroeg de totale olieproductie 361 000 vaten per dag (
bron), wat neerkomt op 18 miljoen ton per jaar. De
olieproductie van Jemen zou dus in staat zijn ongeveer een kwart van de Belgische energieconsumptie te dragen (zie de inleiding).
Jemen is wereldwijd de 34ste producent. Leider Saoedi-Arabië produceert 300 keer zoveel.
De kaart hieronder toont twee oliepijplijnen (groen). De ene loopt van bekken 2004 naar de Rode Zee, de andere van bekken 2006 naar de zuidkust van Jemen.
Het aardgas in Jemen wordt sinds 2008 geëxploiteerd door Yemen LNG dat voor 40% in handen is van Total, voor 17 % van de staat, nog eens 17% van Hunt en voor 20% van diverse Koreaanse bedrijven. Het gas wordt gedurende meerdere jaren exclusief geleverd aan Zuid-Korea, maar ook Suez en Total delen in de levering op lange termijn (
bron). Een eerste levering vond plaats in november 2009 en een tweede productielijn is gepland voor 2010. Het plan is om jaarlijks 6,7 miljoen ton te produceren, wat
equivalent is met 8 miljoen ton olie. De rode stippellijn toont de gaspijpleiding door Jemen. De aardgasproductie, met een geschatte reserve tussen 9 (WP) en 17 (USGS) biljoen m³, moet de teruglopende inkomsten uit olie compenseren.
Wie de kaart van het Midden-Oosten en Oost-Afrika bekijkt, kan niet anders dan de nauwe zeestraat van Mandab opmerken, slechts 30 km breed. Het vormt een vitale verbinding van de Indische oceaan naar de Middellandse Zee, via de Rode Zee en het Suez-kanaal. In 2006 passeerden naar schatting 3.3 miljoen vaten olie per dag door de straat, op een totaal van 43 miljoen per dag wereldwijd (
bron). Aan de overkant van de engte bevindt zich de - naar Afrikaanse normen - dwergstaat Djibouti. In Djibouti ligt Camp Lemonnier, een voormalig legerkamp van het Franse Vreemdelingenlegioen, dat nu door Djibouti wordt geleased aan de Amerikaanse troepen USAFRICOM, in het kader van Operation Enduring Freedom.
Conclusie
De oliewinning van het land is relatief gering, en loopt nog terug. De gaswinning daarentegen komt tot bloei. De drie pijplijnen die door Jemen lopen, transporteren louter productie van het land zelf. Dat betekent dat het strategisch belang van Jemen niet groter is dan de mate waarin het zelf produceert. Het militair conflict in Yemen situeert zich in het uiterste noordwesten, in de provincie Sa'dah. Die provincie is zo'n 300 km verwijderd van het dichtste bekken, 2004. De pijplijnen lopen daar zuidwaarts vandaan, ofwel westwaarts, onder de hoofdstad Sana'a door. De controle over de straat van Mandab heeft men vanaf het zuidelijkste punt en moet ook nog opboksen tegen de Amerikaanse troepen in Djibouti.
Zolang de rebellie dus niet uitbreidt buiten de provincie en het regime in Sana'a niet in het hart wordt bedreigd, of de oude secessie-beweging in het zuiden niet terug tot leven komt, heeft de burgeroorlog in Jemen schijnbaar weinig impact op de energielevering van en via dat land. Verwerving of vrijwaring van energie als motief voor buitenlandse inmenging is onder die veronderstellingen weinig plausibel. Bovendien zouden we vooral Franse of Koreaanse militaire activiteit verwachten, gezien hun gasbelangen. Indien echter Iran de rebellie zou drijven tot een expansieve burgeroorlog, of de Zaydi zich zouden alliëren met de voormalige zuidelijke afscheidingsbeweging, dan verkrijgt het conflict een schaal waarop de export van energie in gevaar kan komen.